Rond allerzielen, zingen we weer. We doorbreken de stilte van de afgelopen periode met een ode aan het publiek in de vertrouwde Fonteinkerk en “onze” eigen Singelkerk. Op het programma staan ondermeer Vasks, Pärt, Dambis & Brahms.
We verheugen ons erop weer voor jullie te zingen!
Wellicht is het wat vroeg de pandemie een plek in ons collectieve geheugen te gunnen. Zij woedt in vele delen van de wereld immers nog onverminderd voort. Maar vast staat dat ze daar een plek zal krijgen.
Met Allerheiligen en Allerzielen in de buurt lijkt het VENUS een geschikt moment voor een nagedachtenis: van wat er gebeurd is, van hen die in de pandemie gebleven zijn, en met een reflectieve maar frisse blik op de toekomst. We komen na anderhalf jaar weer samen met muziek op het breukvlak van verstilling en klank. We bezingen zowel de vergankelijkheid van het menselijk bestaan als het verlangen naar wat daar bovenuit stijgt. Muzikale zettingen van Letse, Russische, Franse, Duitse, en Engelse teksten uit Orthodoxe, Katholieke, Anglicaanse en Lutherse kerktradities flankeren poëtische verwijzingen naar de zee, de zon en de wind als symbolen van eeuwigheid en onuitputtelijkheid.
Juist nu die eeuwigheid en onuitputtelijkheid ook in de toekomst danig op de proef gesteld gaan worden, biedt muziek de troost, bezinning en relativering die we zo node gemist hebben.
Programma + toelichting: zie hieronder.
Fonteinkerk Amersfoort
31 okt 12:00u
Singelkerk Utrecht
10 nov 20:00u
Kaarten:
Gratis entree!
Let op: Coronacheck QR-code verplicht
Vrijwillige bijdrage achteraf (contant of pin)
Programma
Dambis • Songs of the Sea
Vasks • Madrigals & Silent Songs
Parry • There is an old Belief
Poulenc • Salvé Regina
Brahms • Warum ist das Licht gegeben dem Mühseligen
John Tavener • Song for Athene
Pärt & Rachmaninov • Bogoroditse
Programma
toelichting
Arvo Pärt (* 1935) – Bogoróditse Djevo (1990)
Deze Orthodoxe versie van het Ave Maria verschilt op subtiele wijze van de Latijnse versie. Pärts zetting heeft de vorm van een schietgebedje: kort, energiek gesproken. Eén stem neemt het voortouw; de rest antwoordt. Een vurige aanroep van de maagdelijke Moeder Gods in de hitte van het moment.
Francis Poulenc (1899–1963) – Salve Regina (1941)
Poulenc werd wel “half monnik, half delinquent” genoemd: diep katholiek, maar altijd met een frivole knipoog. De opwaartse en neerwaartse bewegingen in zijn Salve Regina refereren aan gregoriaanse melodieën, zoekend in de ruimte. Dat zoeken wordt versterkt door de voor Poulenc zo kenmerkende wrijvende dissonanten tussen de stemmen die verrassend oplossen; soms in warme harmonieën, dan weer in onbestemde openheid.
Charles Hubert Hastings Parry (1848–1918)
Uit: Songs of Farewell (1916): My soul (I) en There is an old belief (IV)
Parry schreef zijn zes afscheidsliederen tijdens de Eerste Wereldoorlog die in het Verenigd Koninkrijk nog immer te boek staat als The Great War. Afscheid nam Parry niet alleen van zijn landgenoten die de dood vonden in de loopgraven van het Europese vasteland, maar ook van een tijdperk dat Engeland voorgoed achter zich liet: Engelse culturele, artistieke en politieke verworvenheden bleken in toenemende mate niet voor iedereen het centrum van de wereld te zijn. Het begin van het einde voor het British Empire.
Johannes Brahms (1833–1897) – Warum ist das Licht gegeben dem Mühseligen…? (1879)
Brahms’ kerkelijke motet begint als een groot existentieel vraagteken en eindigt in berusting en vertrouwen. De tekst is gebaseerd op Luthers vertaling van enkele bijbelteksten. De muziek is in vele opzichten schatplichtig aan Bach. Brahms gebruikt fugatechnieken waarbij de stemmen als het ware achter elkaar aanlopen en eindigt het motet met een vierstemmig koraal op een Lutherse hymne. Zekerheid en hoop verkrijgen we daarom niet alleen omdat iemand ons die met zoveel woorden gunt, maar ook omdat ons gehoor zich verankerd weet in vertrouwenwekkende illustere klanken uit het verleden.
Pēteris Vasks (* 1946) – Madrigāls (1976), Klusās Dziemas (Silent songs) (1979)
In zijn madrigaal speelt Vasks met het spanningsveld tussen de inbreng van componist en uitvoerders. Hij is sturend in zijn melodische, ritmische en dynamische instructies, maar gunt de zangers ook hun vrijheden in tempo en ritmische herhaling. Zo ontstaat een spel met de tijd tussen de stemmen. Soms lopen ze synchroon, dan weer uit elkaar – als een klok met meervoudige tijdsaanduidingen. De tijd laat alles vervagen, vervloeien en vergaan, behalve onze trots.
Pauls Dambis (* 1936) – Jūras Dziemas (Songs of the Sea) (1971)
Ook Dambis laat keuzes over tempo en herhaling aan de uitvoerenden maar in zijn Songs of the Sea dient die vrijheid een andere vorm van tekstuitbeelding. In het eerste deel zingt één van de stemmen een verstaanbare tekst en melodie op golven van klank: de wind en de zee. In deel twee veranderen de golven in een statisch klankvlak als de zon verduisterd raakt, en in deel drie horen we in de verte kerkklokken luiden die de bemanningsleden van een vergaan schip de laatste eer bewijzen.
John Tavener (1944–2013) – Song for Athene (1993)
Tavener was in al zijn werk diep geïnspireerd door de Orthodoxe kerk. Anders dan de titel doet vermoeden is het werk niet opgedragen aan de Griekse godin, maar gecomponeerd ter nagedachtenis aan een vriendin met dezelfde naam. Het werd uitgevoerd op de begrafenis van Diana, Princess of Wales, op 6 september 1997.
Sergei Rachmaninov (1873–1943) – Bogoróditse Djevo (1915)
Bogoróditse djevo is wellicht het meest geliefde deel van de beroemde Nachtwake (ook wel abusievelijk Vespers genoemd) die Rachmaninov in 1915 voltooide. In tegenstelling tot de declamatorische zetting van Pärt, bijna 80 jaar later, is Rachmaninovs interpretatie er één van lange lijnen en grote climaxen in een onvoorwaardelijke overgave aan een macht die het menselijke ontstijgt.